Nederlandse titel proefschrift Tussen verwachtingen en realiteit. Zelfmanagementondersteuning in de verpleegkundige praktijk en in de verpleegkundige opleiding
Engelse titel proefschrift Between expectations and reality. Self-management support in nursing practice and nurse education
Promovendus Hooft, Susanne van
Gepromoveerde is verpleegkundige (geweest)
Universiteit Erasmus Universiteit Rotterdam
Datum promotie 25/10/2017
Promotores Prof. dr. R. Bal
Linkedin-account linkedin.com
Researchgate-url researchgate.net
Abstract (Engels)

The new Dutch professional profiles acknowledge self-management support as a key-feature of nursing. What this entails is not self-evident, however. Nurse education programs need to be adapted in view of the increasing attention to self-management. Until now it is not clear how nurses are prepared for self-management support during their education. The studies in this thesis are part of the research program NURSE-CC (Nursing Research into Self-management and Empowerment in Chronic Care).
Chapter 2 describes a Q-methodological study with 39 nurses from various settings. The goal was to identify nurses’ perspectives on self-management. Four distinctive perspectives were revealed, which we described as the Coach perspective, the Clinician perspective, the Gatekeeper perspective, and the Educator perspective. The differences between the perspectives lie in the perceived goal of self-management, and in the patients’ and nurses’ roles in the self-management process.
The realist review in Chapter 3 aims to examine how nurse-led interventions that support self-management of outpatients with chronic conditions work and in what contexts they work successfully. We included 35 different interventions, described in 38 papers. Our review showed three different mechanisms in the interventions: increase patients’ knowledge, enhance patients’ skills, and increase patients’ motivation. These were the starting points for the interventions. Also, three outcomes of the interventions were identified: behavioural change, increase of coping, and increase of self-efficacy. Interventions that focused on patients’ intrinsic processes were most successful.
Chapter 4 describes the development and the psychometric evaluation of the self-efficacy and performance in self-management support (SEPSS) instrument. With this instrument we assessed both self-efficacy (the extent to how confident participants were that they were able to perform the asked competency), and performance (the extent to how often participants performed this competency). The psychometric evaluation showed that the final 36-item instrument has good content and construct validity, as well as good internal consistency reliability. Chapter 5 describes a study exploring nurses’ self-reported behaviour in self-management support and the factors that influence this behaviour. We used a total sample approach with a cross-sectional design. Results showed that nurses perceived a patient’s lack of knowledge, lack of ability to make choices, and lack of motivation as the most important factors potentially influencing their self-management behaviour. But these did not affect the self-management support behaviour of these nurses. The differences in scores between self-efficacy and behaviour were significant. This implies that nurses had a lower score on behaviour than expected from the scores on self-efficacy. Stepwise regression analysis showed that three factors were significant predictors for self-management support behaviour: perceived lack of own knowledge, the presumed absence of a patients’ need for self-management support, and nurses’ self-efficacy in self-management support. The study in Chapter 6 aims to describe how Dutch Bachelor of Nursing students are prepared for self-management support in practice. Four Bachelor of Nursing schools participated. The scan of learning objectives showed that self-management was often taught in relation to communicative skills, models for behaviour change, and lifestyle adaptations. The interviews revealed that students encounter contradicting values when they have to apply what they have learned about self-management into clinical practice.
Conclusion
This thesis contributed to the understanding of the role of nurses in self-management support. Supporting patients’ self-management, according to the broad view on self-management, is however not necessarily current practice, neither in clinical nursing practice nor in Dutch Bachelor of Nursing education. Equal partnership, which is an essential aspect of self-management support, seems to be difficult for nurses in everyday practice. Nurse education could facilitate students in empowering them and teaching them the value of patient’s expertise.

Abstract (Nederlands)

In de nieuwe verpleegkundige beroepsprofielen wordt zelfmanagement als kern van het verpleegkundige beroep genoemd. Toch is niet vanzelfsprekend wat het ondersteunen van zelfmanagement inhoudt. Ook is onduidelijk welke zelfmanagementinterventies effectief zijn, omdat de effectiviteit van zoveel factoren afhangt. De toenemende aandacht voor zelfmanagement vraagt van de verpleegkunde opleidingen dat verpleegkundigen goed worden voorbereid op het ondersteunen van zelfmanagement in de praktijk. Tot nu toe is niet duidelijk hoe (het ondersteunen van) zelfmanagement in de opleidingen wordt aangeleerd. De studies in dit proefschrift maken deel uit van het onderzoeksprogramma NURSE-CC (Nursing Research into Self-management and Empowerment in Chronic Care).
Hoofdstuk 2 beschrijft een Q-methodologische studie waarin 39 verpleegkundigen uit verschillende werkvelden participeerden. We vonden vier verschillende perspectieven, die we het Coachperspectief, het Poortwachterperspectief, het Behandelaarperspectief, en het Leraarperspectief hebben genoemd. De perspectieven verschillen van elkaar door het doel dat met zelfmanagement wordt nagestreefd en de positie die de patiënt en de verpleegkundige innemen in het proces van zelfmanagementondersteuning.
De realist review in Hoofdstuk 3 onderzoekt hoe en in welke context verpleegkundige interventies voor zelfmanagementondersteuning van patiënten met een chronische aandoening werken. Er zijn 35 interventies geïncludeerd, die werden beschreven in 38 papers. Onze review liet zien dat in de interventies drie verschillende mechanismen te vinden waren, namelijk het vergroten van de kennis van patiënten, het verbeteren van de vaardigheden van patiënten en het vergroten van de motivatie van patiënten. Dit waren de uitgangspunten van de interventies. Daarnaast vonden we drie verwachte uitkomsten: gedragsverandering, toename van copingvaardigheden en toename van zelfeffectiviteit. De interventies die gericht waren op intrinsieke processen (zelfeffectiviteit en motivatie) waren het meest succesvol.
Hoofdstuk 4 beschrijft de ontwikkeling en de psychometrische evaluatie van de vragenlijst Self-Efficacy and Performance in Self-management Support (SEPSS). Met dit instrument meten we zowel de zelfeffectiviteit (de mate van vertrouwen die de verpleegkundige erin heeft dat ze de desbetreffende competentie kan uitvoeren) en het doen (de mate waarin de verpleegkundige de desbetreffende competentie uitvoert in de praktijk). De psychometrische evaluatie liet zien dat het uiteindelijke 36-item instrument een goede inhouds- en constructvaliditeit en een goede interne stabiliteit heeft.
Hoofdstuk 5 beschrijft een studie die als doel heeft te onderzoeken wat het zelfgerapporteerde zelfmanagementgedrag van verpleegkundigen is en welke factoren hierop van invloed zijn. In deze studie hanteerden we een total sample approach met een cross-sectioneel design. De resultaten van het onderzoek lieten zien dat de factoren die volgens de verpleegkundigen van invloed waren op hun zelfmanagementondersteuning het gebrek aan kennis bij de patiënt, het onvermogen van patiënten om keuzes te maken en ongemotiveerde patiënten waren. De verschillen tussen de scores voor zelfeffectiviteit en gedrag waren significant. Dit betekent dat verpleegkundigen minder zelfmanagementondersteuning geven dan verwacht op basis van de scores op zelfeffectiviteit. Een stapsgewijze regressieanalyse liet zien dat drie factoren van invloed zijn op het uitvoeren van zelfmanagementondersteuning door verpleegkundigen: ervaren gebrek aan eigen kennis, de veronderstelde afwezigheid van behoefte bij patiënten aan zelfmanagementondersteuning en de zelfeffectiviteit van verpleegkundigen.
De studie in Hoofdstuk 6 heeft als doel te beschrijven hoe het Bacheloronderwijs voor verpleegkundigen voorbereidt op zelfmanagementondersteuning in de praktijk. Vier hbo-V-opleidingen hebben geparticipeerd in deze studie. De scan van leerdoelen liet zien dat zelfmanagement vaak gerelateerd werd aan communicatieve vaardigheden en modellen van gedragsveranderingen. Uit de interviews bleek dat studenten aanlopen tegen conflicterende waarden wanneer zij stage gaan lopen en zelfmanagementondersteuning in de praktijk willen uitvoeren.
Conclusie
Dit proefschrift levert een bijdrage aan ons inzicht in de rol van verpleegkundigen bij het ondersteunen van zelfmanagement van mensen met een chronische aandoening. Het ondersteunen van zelfmanagement volgens de brede visie is niet vanzelfsprekend. Samenwerking met de patiënten, gebaseerd op partnerschap – een essentieel aspect van zelfmanagementondersteuning – lijkt in de dagelijkse praktijk moeilijk. De verpleegkundige opleidingen kunnen hun studenten faciliteren in het leren van deze gelijkwaardige samenwerking met patiënten door ze weerbaarder te maken en hen de waarde van ervaringskennis van patiënten in te laten zien.

Proefschrift downloaden (Engels) proefschrift-svanhooft.pdf